Situation sécuritaire

Nederlands

Vijf jaar na de Jasmijnrevolutie, tijdens welke de Tunesiërs massaal werden gemobiliseerd tegen de sociaal-economische onrechtvaardigheden en de afwezigheid van democratie, lijkt het politieke leven minder gespannen, ook al signaleerden de media onlangs grote ruzies binnen de Nidaa Tounes-partij. De parlements- en presidentsverkiezingen in 2014 verliepen rustig volgens de rapporten van de verkiezingswaarnemingsmissies. De eerste regering die voortvloeide uit democratische verkiezingen sinds het vertrek van Ben Ali, die bestond uit leden van de Nidaa Tounes-partij en de Ennahda-beweging, werd begin februari 2015 goedgekeurd door het parlement. De burgermaatschappij bleef gemobiliseerd in 2015. In de zomer werden een wetsontwerp dat daders van financiële en economische misdrijven onder Ben Ali en de trojka onder voorwaarden amnestie wilde verlenen, alsook een wettekst ter bestrijding van het terrorisme hevig bekritiseerd door de mensenrechtenverdedigers en het overgangsgerecht. Op 10 november 2015 werd de Nobelprijs toegekend aan vier Tunesische organisaties voor hun positieve rol in de politieke crisis die volgde op de moorden van de leekpolitici Chokri Belaïd en Mohamed Brahmi in 2013. De omvang van de aanslagen in 2015, hun impact op het toerisme en op de economie, de afwezigheid van verandering op sociaal-economisch vlak in de benadeelde gebieden van het binnenland en interne ruzies van de Nidaa Tounes-partij aan het einde van het jaar zouden de politieke stabiliteit van het land echter kunnen aantasten volgens de analisten van Tunesië.

De veiligheidssituatie verslechterde duidelijk in 2015. Het ACLED stelde vast dat het geweld in verband met het jihadisme verminderde maar dat het aantal slachtoffers het hoogst was sinds de revolutie van 2011. De jihadisten viseerden niet alleen de veiligheidsdiensten en de politici, zoals vroeger het geval was, maar ook de buitenlandse toeristen en de burgers. Twee aanslagen (18 maart en 26 juni 2015) maakten in totaal 59 buitenlandse slachtoffers, in Tunis en in Sousse. Een derde aanslag (24 november) eiste twaalf slachtoffers onder de veiligheidstroepen in Tunis. Bovendien werden in de tweede helft van het jaar drie Tunesische burgers gedood in de plattelandsgebieden waar bepaalde jihadistische strijders zich verschansten.

De organisatie Islamitische Staat eiste de drie voornaamste aanslagen in 2015 op. Ze werden gepleegd door alleenstaande individuen, op symbolische plaatsen van het toerisme en van de staat. De organisatie heeft geen territoriale vestiging in Tunesië maar ze kan opereren vanuit de territoria die ze bezet in Libië, en aan de daders van aanslagen logistieke steun bieden. De splintergroep Jund al-Khilafa, die de moord op een herder in november 2015 opeiste, zou het filiaal van de IS-groep in Tunesië zijn volgens de Tunesische autoriteiten. In de plattelandsgebieden in het binnenland, bij de grens van Algerije, vecht de Okba Ibn Nafaa-brigade regelmatig met de Tunesische ordetroepen. Onder leiding van Algerijnen gebruiken haar leden identieke technieken als die van AQMI tegen de Algerijnse autoriteiten. Volgens de pers zouden sommige leden van de brigade trouw hebben betoond aan de IS-organisatie in september 2014.

Na de massale aanslagen op westerse toeristen stelden de Tunesische autoriteiten, onder andere maatregelen, 100.000 man op het terrein op, van wie 3.000 op toeristische plaatsen. Er werden een groot aantal arrestaties verricht. Op het ogenblik dat dit rapport werd voltooid, was de noodtoestand opnieuw van kracht en moest duren tot 21 februari 2016. De waarnemers menen dat er grote hervormingen bij de nationale veiligheidsdiensten zouden moeten plaatsvinden, met name op gebied van corruptiebestrijding, en dat een globale strategie voor terreurbestrijding zou moeten worden ingevoerd. De bestrijding van het terrorisme zou volgens experten eveneens moeten gebeuren door de snelle invoering van maatregelen om de sociale ongelijkheden te verminderen die de Tunesiërs in het binnenland lijden.

In 2015 duurden de betogingen voor sociaal-economische eisen zowat overal in het land voort, in het bijzonder in de regio’s van het binnenland. In Kasserine of Gafsa hebben steden in het centraal-westen van het land een groot gebrek aan infrastructuren en werk. De sociale protesten zijn er bijna permanent en de reacties van de regering laten op zich wachten. Volgens cijfers van het IMF bedroeg de economische groei van het land nauwelijks 1 % en bedroeg de werkloosheid 15,2 % in augustus 2015 (35 % bij de jongeren). De toeristische sector, die een centrale plaats inneemt in Tunesië, leed enorm na de aanslagen van Tunis en Sousse.

Op het ogenblik dat dit rapport werd voltooid, kende Tunesië gedurende verschillende dagen de ergste sociale spanningen qua omvang en duur sinds de revolutie van 2011 volgens het Agence France-Presse. Op diverse plaatsen (Sidi Bouzid, Siliana, voorsteden van Tunis) vonden steeds meer betogingen plaatsen nadat een jonge werkloze op 16 januari 2016 in Kasserine stierf door elektrocutie. Op 22 januari 2016 werd in heel het land een avondklok afgekondigd en was nog steeds van kracht toen dit rapport werd voltooid.

Waarnemers als Dario Cristiani, buitengewoon hoogleraar internationale betrekkingen aan het Vesalius College in Brussel, denken dat deze uitzichtloze sociale context wanhopige jongeren kan aanmoedigen zich te wenden tot de radicale islam. Het aantal Tunesiërs dat de voorbije jaren vertrok om in Syrië, Irak, Mali en Libië te vechten, wordt geschat op ongeveer 5.000, volgens een rapport van het United States House of Representatives van september 2015. Volgens officiële informatie van april 2015 beletten de autoriteiten meer dan 12.000 Tunesiërs het land te verlaten.

 

Beleid

Het beleid dat de commissaris-generaal voert, is gestoeld op een grondige analyse van nauwkeurige en actuele informatie over de algemene situatie in het land van oorsprong. Die informatie wordt op professionele manier verzameld uit verschillende objectieve bronnen, waaronder het EASO, het UNHCR, relevante internationale mensenrechtenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Bij het bepalen van zijn beleid baseert de commissaris-generaal zich derhalve niet alleen op de op deze website gepubliceerde COI Focussen opgesteld door Cedoca, dewelke slechts één aspect van de algemene situatie in het land van herkomst behandelen.

Uit het gegeven dat een COI Focus gedateerd zou zijn, kan bijgevolg niet worden afgeleid dat het beleid dat de commissaris-generaal voert niet langer actueel zou zijn.

Bij het beoordelen van een asielaanvraag houdt de commissaris-generaal niet alleen rekening met de feitelijke situatie zoals zij zich voordoet in het land van oorsprong op het ogenblik van zijn beslissing, maar ook met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker. Elke asielaanvraag wordt individueel onderzocht. Een asielzoeker moet op een voldoende concrete manier aantonen dat hij een gegronde vrees voor vervolging of een persoonlijk risico op ernstige schade loopt. Hij kan dus niet louter verwijzen naar de algemene omstandigheden in zijn land, maar moet ook concrete, geloofwaardige en op zijn persoon betrokken feiten aanbrengen.

Voor dit land is geen beleidsnota beschikbaar op de website.

Land: 
Tunesië