Voor deze COI Focus onderzocht Cedoca bestaande procedures met betrekking tot de dienstplicht in Armenië. Cedoca ging hierbij na op welke manier de wetgeving in de praktijk wordt toegepast. Daarnaast voerde Cedoca onderzoek naar de organisatie en het verloop van militaire trainingen voor reservisten, alsook de redenen om te worden vrijgesteld. Verder onderzocht Cedoca de mogelijkheden om strafrechtelijke vervolging omwille van dienstplichtontduiking te beëindigen, bestaande mechanismen om problemen in verband met de dienstplicht aan te kaarten of een beslissing in verband met het oproepingsproces van dienstplichtigen of reservisten aan te vechten. Daarnaast onderzocht Cedoca het verloop en de eventuele uitkomst van strafzaken die zijn opgestart in verband met de oorlog in 2020. Tot slot ging Cedoca na of er bij het verlaten (of betreden) van Armenië wordt nagegaan of iemand strafrechtelijk wordt vervolgd in Armenië, alsook welke documenten er op dat moment worden gecontroleerd.
Cedoca organiseerde van 18 tot en met 26 maart 2024 een onderzoeksmissie naar Armenië met het oog op het verzamelen van informatie over bovenstaande onderwerpen. Deze missie is ondernomen met de financiële steun van het European Asylum, Migration and Integration Fund (AMIF).
Het onderzoek voor deze COI Focus is afgerond op 17 juni 2024.
De wet van 15 november 2017 over de status van militaire dienst en militairen bepaalt dat Armeense mannen dienstplichtig zijn vanaf de leeftijd van achttien tot 27 jaar, met uitzondering van reserveofficieren die tot de leeftijd van 35 jaar kunnen worden opgeroepen. De verplichte legerdienst duurt 24 maanden. Uitstel van de dienstplicht kan worden toegekend omwille van medische problemen, familiale redenen of omwille van hogere studies. Bepaalde gezondheidsproblemen of familiale redenen kunnen leiden tot een vrijstelling. Vrouwen kunnen zich sinds juni 2023 op vrijwillige basis aanmelden voor de legerdienst.
Op de leeftijd van zestien jaar vindt de initiële militaire registratie plaats in een regionaal militair commissariaat nabij de woonplaats van toekomstige dienstplichtigen. Het is verplicht om elke adreswijziging door te geven aan het lokaal militair commissariaat of aan de Armeense ambassade of consulaat in geval van verblijf in het buitenland. In de praktijk is het niet gebruikelijk om dit te melden.
Op de leeftijd van achttien jaar ontvangen alle dienstplichtigen die geregistreerd zijn in het militair register een oproepingsbrief of -e-mail. Tijdens het oproepingsproces kunnen er onregelmatigheden plaatsvinden, zoals telefonische oproepingen. Dit komt voornamelijk voor in rurale gebieden en kan enkel worden beschouwd als wettelijk indien de dienstplichtige ook persoonlijk een brief heeft ontvangen en ondertekend bij ontvangst. Opgeroepen dienstplichtigen moeten zich voor het einde van het oproepingsproces, dat twee keer per jaar plaatsvindt en negentig dagen duurt, aanmelden bij het militair commissariaat. Sinds 11 juni 2024 zijn er bijkomende manieren om dienstplichtigen en reservisten op te roepen in een wettelijk vastgelegde volgorde: via e-mail (indien er een e-mailadres beschikbaar is), via een persoonlijke overhandiging van de oproepingsbrief, via aangetekende post en tot slot via een openbare publicatie op de overheidswebsite Azdarar. Tien dagen na de publicatie, wordt de oproeping beschouwd als geldig, ongeacht of de persoon in kwestie de publieke aankondiging heeft gezien of niet. De volledige oproepingsprocedure neemt volgens deze nieuwe regeling 30 dagen in beslag.
Na het aanmelden bij het militair commissariaat volgt een medisch onderzoek op basis waarvan wordt geoordeeld over de geschiktheid voor de dienstplicht. Wie niet akkoord is met de beoordeling van de medische commissie of een beslissing van het militair commissariaat over het toekennen van een vrijstelling (of uitstel in het kader van de dienstplicht) op grond van andere redenen die wettelijk zijn vastgelegd, kan dit aanvechten bij het ministerie van Defensie of voor de rechtbank. Het indienen van een klacht tegen een beslissing van de bevoegde dienstplichtcommissie, medische commissie of militair commissariaat leidt niet tot een uitstel van de indiensttreding tot er een uitspraak is over de klacht.
Bij de indiensttreding overhandigen dienstplichtigen het militair boekje aan de commandant van hun eenheid. Zij volgen eerst een militaire training van vijf tot zes maanden alvorens zij naar de grens mogen worden gestuurd om hun dienstplicht verder te zetten.
Wie omwille van gewetens- of religieuze bezwaren geen legerdienst wil vervullen, kan een aanvraag indienen om een alternatieve dienstplicht te doen. De voorwaarden en procedures zijn wettelijk vastgelegd. Sinds 2013 wordt de wet ook effectief toegepast, bijna uitsluitend voor Jehova’s getuigen. Zij opteren in het algemeen een burgerdienst van dertig maanden.
Sinds de revolutie in 2018 is het steeds moeilijker om via omkoping de dienstplicht te omzeilen, gelet op de inspanningen van de autoriteiten om corruptie aan te pakken. Voordien was dit geïnstitutionaliseerd. De eerste minister maakt in 2024 nog gewag van een mogelijke corrupte samenwerking tussen medici en het leger bij het uitreiken van frauduleuze documenten om de dienstplicht te ontwijken. Zij die de dienstplicht op frauduleuze wijze trachten te omzeilen of hieraan meewerken riskeren strafrechtelijke vervolging.
Wie voor het einde van het oproepingsproces niet opdaagt in het militair commissariaat wordt strafrechtelijk vervolgd wegens dienstweigering op grond van artikel 461 van de nieuwe Strafwet, die sinds 1 juli 2022 in voege is. Dienstweigering is volgens dit artikel strafbaar met twee tot vijf jaar gevangenisstraf in gewone omstandigheden. Tijdens een oorlog of tijdens de geldigheid van de krijgswet is dat zes tot twaalf jaar gevangenisstraf.
Een strafzaak inzake dienstweigering wordt beëindigd zodra deze persoon zijn dienstplicht alsnog aanvat. Zij die ouder zijn dan 27 jaar en hun dienstplicht niet hebben volbracht in overtreding met de wet kunnen er sinds 12 februari 2024 voor kiezen om hun legerdienst alsnog uit te voeren of om een financiële compensatie te betalen aan de staat en de legerdienst een beperkt aantal maanden of helemaal niet te voltooien (afhankelijk van het bedrag). Het is mogelijk om hierop in te tekenen tot de leeftijd van 37 jaar, of 45 jaar in het geval van reserveofficieren, waarna een strafzaak wegens dienstweigering automatisch vervalt wegens verjaring. Het doel van dit wetsartikel is het bieden van een perspectief aan Armeense mannen in het buitenland om terug te keren naar Armenië. Tussen 2003 en 2021 hebben Armeense mannen tussen 27 en 37 jaar die hun dienstplicht zonder gegronde redenen niet hebben vervuld binnen de wettelijk voorziene termijn verschillende keren de mogelijkheid gehad om een strafzaak te beëindigen. Tot eind 2019 kon dat, via een amnestiewet, die regelmatig werd verlengd, door een financiële compensatie te betalen per gemiste oproeping. Tussen mei 2021 en eind 2021 kon dat via een nieuwe wet, zonder financiële compensatie. Eind 2023 worden meer dan 10.000 mannen gezocht wegens dienstweigering, van wie 5.000 ouder dan 27 jaar. Over effectieve straffen voor dienstweigeraars heeft Cedoca geen informatie teruggevonden.
Wat betreft de publieke perceptie tegenover personen die geen dienstplicht hebben vervuld, ongeacht of zij dit met of zonder geldige reden hebben vermeden, stellen meerdere contactpersonen niet op de hoogte te zijn van eventuele problemen voor deze personen of hun familieleden. Het voornaamste gevolg hiervan is dat deze persoon bepaalde overheidsfuncties niet kan uitoefenen. Dat geldt ook voor personen die een financiële compensatie hebben betaald om een strafrechtelijke procedure inzake dienstweigering te beëindigen, aangezien dit niet verdwijnt uit het strafblad.
Klachten over de oproepingsprocedure of in het kader van de legerdienst in het algemeen kunnen worden gemeld bij de Armeense Human Rights Defender of ombudsdienst. Deze instantie kan vervolgens de bevoegde diensten contacteren, advies geven of aanbevelingen maken. Hun tussenkomst kan leiden tot een gunstige reactie of beslissing van de bevoegde instanties. Daarnaast zijn er ngo’s zoals Helsinki Citizens’ Assembly Vanadzor (HCAV) en Peace Dialogue die gespecialiseerd zijn in mensenrechten in het leger en juridische bijstand kunnen verlenen in het geval van problemen in verband met de legerdienst. Volgens een lokale organisatie gespecialiseerd in mensenrechten in het Armeense leger is er een toegenomen bereidheid om bezwaar in te dienen tegen beslissingen inzake oproepingen voor de legerdienst. Een blijvend pijnpunt in het leger, zijn pesterijen en overlijdens buiten gevechtssituaties (bijvoorbeeld door zelfmoord). In het geval van problemen in een militaire eenheid, is het mogelijk om een overplaatsing aan te vragen.
Wie zijn dienstplicht heeft afgerond, belandt in het reserveregister, net zoals personen die zijn vrijgesteld van de dienstplicht of omwille van andere redenen hun dienstplicht nooit hebben vervuld. Een uitzondering hierop zijn personen die ongeschikt zijn verklaard in tijden van vrede én oorlog. Afgezwaaide dienstplichtigen mogen ten vroegste een jaar na het beëindigen van hun dienstplicht worden opgeroepen tijdens een mobilisatie, tijdens een oorlog of om deel te nemen aan een militaire training. Na de oproeping volgt een medisch onderzoek. Dit gebeurt over het algemeen niet zo grondig als voor dienstplichtigen. Reservisten kunnen onder meer worden vrijgesteld omwille van medische problemen of bepaalde familiale omstandigheden die wettelijk zijn vastgelegd.
Sinds 2021, in de nasleep van de oorlog in de herfst van 2020, worden er op regelmatige basis militaire trainingen voor reservisten georganiseerd. Aanvankelijk duurden deze twee tot drie maanden. Sinds 2023 zijn deze ingekort tot maximum 25 dagen. Tijdens de eerste week krijgen de opgeroepen reservisten een militaire training, waarna zij naar de grens worden gestuurd om het reguliere leger te versterken. Het doel van deze trainingen is om de militaire kennis en vaardigheden van reservisten te verbeteren. Het is bij wet vastgelegd dat zij mogen worden ingeschakeld voor gevechtstaken tijdens deze trainingen.
Wie niet ingaat op een oproeping om deel te nemen aan een militaire training, riskeert volgens artikel 462 van de nieuwe Strafwet een geldboete, kortstondige detentie (tot twee maanden) of een maximum gevangenisstraf van twee jaar. Een voorwaarde om iemand hiervoor te kunnen vervolgen is dat de oproepingsbrief correct is overhandigd en dat dit kan worden aangetoond, net zoals in het kader van de dienstplicht. Na de wetswijziging van 11 juni 2024 in verband met uitgebreide mogelijkheden om iemand op te roepen, is het onduidelijk hoe de autoriteiten zullen omgaan met militairen die zich in het buitenland bevinden en bijgevolg niet reageren op een oproeping om deel te nemen aan een militaire training. De autoriteiten geven aan de intentie te hebben om te achterhalen of een reservist in het buitenland is alvorens deze op te roepen.
In 2020 voerde Armenië de krijgswet in op de eerste dag van de gevechten, op 27 september 2020. Dit betekent volgens de Armeense wetgeving een algemene mobilisatie van de troepen en een oproeping van reservisten tot 55 jaar. In de praktijk werd voornamelijk beroep gedaan op vrijwilligers en militairen in actieve dienst, inclusief dienstplichtigen. Reservisten zijn vooral in de beginfase ingezet, maar het is onbekend hoeveel er effectief zijn opgeroepen en hebben meegevochten. Het mobilisatieproces verliep chaotisch. Er zijn situaties bekend van vrijwilligers die zijn vertrokken naar het front zonder zich eerst aan te melden bij het militair commissariaat. Bij verschillende personen staat er onvolledige informatie of helemaal niets in het militair boekje over hun deelname aan de gevechten in 2020. Zij kunnen hierdoor moeilijkheden ondervinden om een financiële compensatie te ontvangen voor hun deelname, opgelopen verwondingen of medische behandeling. Zij dienen zelf aan te tonen aan het ministerie van Defensie dat zij hebben meegevochten om hierop aanspraak te kunnen maken.
In september 2021 zijn er reeds meer dan 2.000 strafdossiers geopend naar aanleiding van mogelijke misdrijven in het kader van de oorlog in 2020. Een groot deel van deze zaken heeft te maken met desertie, het vrijwillig verlaten van de militaire eenheid en het weigeren militaire bevelen uit te voeren. Daarnaast zijn er onder andere ook strafdossiers geopend omwille van dienstontduiking, het stelen van wapens, machtsmisbruik en nalatigheid door commandanten, enzovoort. Een deel van deze zaken is afgesloten, een ander deel bevindt zich nog in de fase van het voorafgaand onderzoek, anderen zijn in staat van beschuldiging gesteld, en een deel is doorverwezen naar de rechtbank. Op een totaal van 10.687 personen (in 1.786 dossiers) tegen wie een strafrechtelijke procedure is geopend wegens desertie, het verlaten van de militaire eenheid en het weigeren militaire bevelen uit te voeren, heeft de rechtbank in april 2023 voor 64 personen een vonnis geveld. De uitspraak zelf is niet bekend.
Cedoca heeft tijdens een onderzoeksmissie in Armenië in maart 2024 via de Union of Informed Citizens (UIC) statistieken gekregen van het Juridisch Departement over rechterlijke vonnissen voor misdrijven in verband met de legerdienst. Deze statistieken bevatten geen informatie over vonnissen op grond van artikel 327 (oude Strafwet) en artikel 461 (nieuwe Strafwet) inzake dienstweigering. Wat betreft desertie tijdens de geldigheid van de krijgswet, een oorlog of gewapende strijd (artikel 362 §3 van de oude en artikel 526 §4 van de nieuwe Strafwet) worden er geen gegevens vermeld. Over desertie in normale omstandigheden zijn er wel enkele vonnissen opgenomen. Over militairen die hun militaire eenheid hebben verlaten tijdens de geldigheid van de krijgswet (artikel 361 §7 en 525 §5) zijn er ook vonnissen opgenomen. Dat geldt ook voor andere misdrijven in het kader van de legerdienst, gepleegd tijdens de geldigheid van de krijgswet, een oorlog of gewapende strijd zoals: geweld tegen of bedreigen van een commandant, geweld tegen een ondergeschikte, geweld tussen dienstplichtigen, het neerleggen van frauduleuze documenten om de legerdienst (tijdelijk) te onderbreken en militaire bevelen weigeren uit te voeren. Uit deze gegevens blijkt dat in de meerderheid van de gevallen de minimumstraf wordt opgelegd, bijvoorbeeld vijf jaar wanneer het betreffende wetsartikel een straf van vijf tot tien jaar voorziet.
Er is geen systematische monitoring van militaire strafzaken. Verschillende bronnen geven tijdens de onderzoeksmissie aan dat de houding van de autoriteiten tegenover commandanten strikter is dan tegenover gewone militairen, gelet op de verantwoordelijkheid die zij dragen. Bij het onderzoek dient rekening te worden gehouden met alle elementen, inclusief de moeilijke (psychologische en algemene) omstandigheden waarin zij zich bevonden tijdens de oorlog. De onderzoeksinstanties dienen hierbij na te gaan of de beslissing om te deserteren beredeneerd was en of de verantwoordelijke commandant juist handelde. Over het algemeen lijkt het onderzoek volgens een geraadpleegde bron onpartijdig en objectief te verlopen. De onderzoeksinstanties zijn principieel om de zaken zo goed mogelijk te onderzoeken. Zij kunnen hierbij geconfronteerd worden met obstakels, zoals het vinden van getuigen of het ontbreken van een plaats delict.
De kans om als getuige onder druk te worden gezet in het kader van een strafzaak tegen een commandant, is volgens verschillende contactpersonen eerder gering, tenzij deze persoon nog in actieve dienst is op het moment dat hij wordt opgeroepen als getuige. Een bron sluit niet uit dat een familielid van de persoon die terechtstaat druk uitoefent om ervoor te zorgen dat de getuige zijn getuigenis intrekt. Het is mogelijk om in deze gevallen bescherming te vragen, maar dat is in de praktijk niet gebruikelijk.
Instanties die bevoegd zijn voor strafrechtelijke procedures zijn wettelijk verplicht om alle betrokkenen in een strafrechtelijke procedure hierover in te lichten. Wanneer zij iemand dagvaarden voor een ondervraging, moet de persoon in kwestie worden geïnformeerd over zijn/haar status (getuige, verdachte, beschuldigde), de feiten die aan de basis liggen van de opgestarte gerechtelijke procedure en de juridische beoordeling daarvan, het tijdstip en de plaats waar de persoon zich moet melden, zijn/haar rechten en plichten, alsook de juridische gevolgen bij het nalaten op te dagen. Een beklaagde heeft recht op de volledige toegang tot alle informatie over de strafzaak waarin hij/zij vervolgd wordt en de redenen van de beschuldiging. Het is mogelijk om het elektronisch dossier op te vragen. Dat kan persoonlijk of via een juridisch vertegenwoordiger.
Zodra er een strafrechtelijke procedure wordt opgestart, krijgt de beklaagde minstens een preventieve maatregel om het land niet te mogen verlaten. Aan de grensovergang wordt dit gecontroleerd aan de hand van een elektronische database. Als de naam van een persoon op deze lijst staat, wordt deze tegengehouden bij het betreden of verlaten van Armenië.
Beleid
Het beleid dat de commissaris-generaal voert, is gestoeld op een grondige analyse van nauwkeurige en actuele informatie over de algemene situatie in het land van oorsprong. Die informatie wordt op professionele manier verzameld uit verschillende objectieve bronnen, waaronder het EUAA, het UNHCR, relevante internationale mensenrechtenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Bij het bepalen van zijn beleid baseert de commissaris-generaal zich derhalve niet alleen op de op deze website gepubliceerde COI Focussen opgesteld door Cedoca, dewelke slechts één aspect van de algemene situatie in het land van herkomst behandelen.
Uit het gegeven dat een COI Focus gedateerd zou zijn, kan bijgevolg niet worden afgeleid dat het beleid dat de commissaris-generaal voert niet langer actueel zou zijn.
Bij het beoordelen van een asielaanvraag houdt de commissaris-generaal niet alleen rekening met de feitelijke situatie zoals zij zich voordoet in het land van oorsprong op het ogenblik van zijn beslissing, maar ook met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker. Elke asielaanvraag wordt individueel onderzocht. Een asielzoeker moet op een voldoende concrete manier aantonen dat hij een gegronde vrees voor vervolging of een persoonlijk risico op ernstige schade loopt. Hij kan dus niet louter verwijzen naar de algemene omstandigheden in zijn land, maar moet ook concrete, geloofwaardige en op zijn persoon betrokken feiten aanbrengen.
Voor dit land is geen beleidsnota beschikbaar op de CGVS website.