Algemene situatie

Français

Deze COI Focus geeft zicht op de actuele situatie in Bosnië-Herzegovina. De informatie in deze COI Focus loopt tot en met 1 november 2022.

Dit document is een actualisering van de gelijknamige COI Focus van 6 januari 2022.

Sinds jaren volgt Cedoca de situatie in Bosnië-Herzegovina op de voet. Informatie over de jaren vóór 2017 is, voor zover niet relevant, niet opgenomen in dit overzicht.

De aandacht gaat hierbij specifiek uit naar de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in het democratische stelsel, de politieke omstandigheden, de mate waarin vervolging of mishandeling voorkomen en er tegen eventuele vervolging of mishandeling bescherming geboden wordt.

Bosnië-Herzegovina is een federale parlementaire democratie die bestaat uit twee grotendeels zelfstandige landsdelen (zogenaamde entiteiten) en ook nog het district Brčko, een gebied dat door beide entiteiten wordt bestuurd maar de facto geniet van een hoge vorm van zelfbestuur. Zowel op het staatsniveau en op het niveau van de entiteiten is sprake van semi-presidentiële systemen.

De Grondwet en de constituties van de twee erg autonome entiteiten garanderen formeel de scheiding der machten, maar hebben ook een unieke bijzonder complexe constitutionele structuur voorzien die heeft geleid tot een erg gedecentraliseerde, gefragmenteerde staat met zwakke centrale instellingen. De Grondwet is er dan ook nooit in geslaagd om het institutionele functioneren te garanderen, of om een gemeenschappelijke staatidentiteit aan te bieden met sterke beslissingsmechanismen.

Conform de Dayton-akkoorden van 14 december 1995, staat Bosnië-Herzegovina formeel nog steeds onder het toezicht van de internationale gemeenschap en een zogenoemde Hoge Vertegenwoordiger. Sinds 2005 is de hoofdverantwoordelijkheid voor de verdere transitie van het land niettemin overgedragen aan de binnenlandse politieke actoren en komt de Hoge Vertegenwoordiger nauwelijks nog tussen in het binnenlandse beleid. De overdracht van verantwoordlijkheden heeft echter niet geleid tot de verwachte resultaten. De actuele, diverse Bosnische leiders komen nog steeds uit de etno-nationalistische elites uit de oorlogstijd en ze hebben helemaal geen gezamenlijke visie over de toekomst van het land.

Bovendien brengen gezaghebbende bronnen de staat van de democratie in Bosnië-Herzegovina (net als in de andere landen van de westelijke Balkan) ook in verband met het fenomeen state capture (het kapen van de staat). Hiermee wordt een sterke verwevenheid bedoeld tussen politieke en economische elites waarbij niet alleen cliëntelisme maar ook corruptie en georganiseerde misdaad een fundamentele rol spelen. Het gevolg van deze verwevenheid is dat de politiek (op alle niveaus) uitgebreid kan tussenkomen bij het gerecht, de overheidsadministraties en de media.

De Grondwet en andere wetgeving voorzien burgers van de mogelijkheid om hun regeringen te verkiezen in vrije, faire en periodieke verkiezingen, middels een geheime stembus en gebaseerd op algemeen en gelijk kiesrecht. Verkiezingen zijn doorgaans competitief maar de resultaten ervan worden gekenmerkt door een voortschrijdende segmentering langs etnische breuklijnen. De dominerende nationalistische partijen slagen er bij de regeringsvorming op alle niveaus ook in om multi-etnische oppositiepartijen niet te laten deelnemen aan het beleid.

Tussen 2018 en 2022 (gedurende de hele vierjarige legislatuur) heeft de FBIH-regering als caretaker regering gefunctioneerd en sinds de tweede helft van 2021 is Milorad Dodik vanuit de RS gestart met offensieve retoriek (onder meer de oproep van een boycot van de federale instellingen) die er bewust op gericht is om het land te ontwrichten. Sinds zijn dreigementen om de RS terug te trekken uit staatsstructuren is Bosnië-Herzegovina voor de ernstigste uitdaging komen te staan sinds de ondertekening van de Dayton-akkoorden. Het vertrouwen tussen de politici van de verschillende gemeenschapen is bijna helemaal gebroken.

Het land beschikt over een institutioneel, wetgevend en strategisch kader voor deze strijd tegen corruptie maar de veelheid aan administraties op de niveaus van de staat, de entiteiten, de kantons en de gemeentes, elk met eigen wetten en regels, werkt een doortastend anticorruptiebeleid ernstig tegen. Rechtbanken hebben (sinds jaren) nauwelijks zaken van corruptie op hoog niveau behandeld en in de behandelde zaken zijn slechts opgeschorte straffen gevolgd. Er is nood aan een sterke politieke wil om corruptie op een doeltreffende wijze aan te pakken én aan een robuust antwoord van het gerecht op corruptie op hoog niveau.

In de strijd tegen de georganiseerde misdaad, neemt Bosnië-Herzegovina deel aan de activiteiten van Interpol. Het land heeft ook diverse samenwerkingsakkoorden afgesloten met de onmiddellijke buurlanden. Binnenlandse wetgeving tegen de georganiseerde misdaad beantwoordt aan de internationale standaarden maar de implementatie ervan vertoont ernstige gebreken. Bijgevolg zijn in Bosnië-Herzegovina zowel maffieuze groepen, criminele netwerken die ingebed zijn in het staatsapparaat als ook buitenlandse criminele groepen actief in de drugs- en wapenhandel, of andere georganiseerde criminaliteit. Politieke en criminele groepen hebben vaak overlappende belangen.

De internationaal erkende mensenrechten en basisvrijheden zoals die aangegeven zijn in het EVRM (plus protocollen) zijn verzekerd. Ze zijn rechtstreeks afdwingbaar en hebben prioriteit op alle bestaande wetgeving. In Annex 6 van de Dayton-akkoorden (1995) staat dat de ondertekenaars de internationaal erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden zullen respecteren. Bosnië-Herzegovina heeft alle belangrijke Europese en internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd en de meeste ook opgenomen in de Grondwet. Het wetgevende en institutionele kader voor de mensenrechten en de democratie is (algemeen gesproken) voorhanden. Maar, verschillende bronnen halen aan dat er geen allesomvattend beleidskader is voor de promotie en het afdwingen van de mensenrechten. De bescherming van de mensenrechten verloopt ongelijk in het land.

Hoewel etnische verschillen een sterke negatieve kracht in de samenleving blijven en bepaalde politieke uitlatingen bijdragen tot een sfeer van vijandigheid, afwijzing en intimidatie van minderheidsgroepen, leven de verschillende gebieden van Bosnië-Herzegovina in de praktijk zonder problemen samen. Er blijven wel gevallen opduiken van discriminatie, haattaal en haatmisdrijven op basis van religieuze gronden.

Annex 6 van de Dayton-akkoorden neutraliseert ook discriminatie op eender welke basis, zij het nu nationaliteit, geslacht, ras, religie, taal, politieke overtuiging of het behoren tot een of andere sociale groep. De wetgeving tegen discriminatie is in 2016 verder aangepast met als bedoeling de bestaande antidiscriminatiemechanismes te versterken. De belangrijkste uitdaging bij de implementering ervan is het complexe politieke en wettelijke kader.

De werking van de politie is zonder meer gericht op het creëren van een veilige omgeving voor de hele bevolking. De civiele autoriteiten behouden intussen de effectieve controle over de veiligheidsdiensten en de politie voert arrestaties uit op basis van gerechtelijke bevelen en ook conform de wettelijke voorschriften. Het gebrek aan duidelijke afscheidingen tussen de zestien politiediensten in het land kan evenwel tot verwarring en overlappende verantwoordelijkheden leiden. Wie klachten heeft over de politie (het gebruik van excessief geweld, vuurwapens, corruptie, misbruik van politiebevoegdheden) kan terecht bij interne controleorganen of de Ombudsdienst. Klachten kunnen leiden tot een strafrechtelijke procedure.

Het gerecht in Bosnië-Herzegovina is georganiseerd in vier systemen: de federale staat, de beide entiteiten en het district Brčko. Elk van deze vier systemen heeft een eigen jurisdictie en eigen interne institutionele structuren. Deze specifieke organisatie leidt tot een algemene inefficiëntie. Niettemin voorziet de Grondwet voor iedereen het recht op een eerlijk proces (in burgerlijke en in strafzaken). In verband met de gerechtelijke procedures zijn de gebruikelijke internationale rechten en standaarden voor verdachten voorzien. De autoriteiten respecteren de meeste van deze rechten ook, al gebeurt dit niet overal in het land op gelijke manier.

Individuen en organisaties kunnen steeds een zaak aanspannen bij binnenlandse rechtbanken en daarbij steeds beroep aantekenen (tot op het niveau van het Grondwettelijk Hof en zo nodig ook nog bij het EHRM). Het recht op juridische bijstand is voorzien maar wordt niet overal gelijk gehandhaafd wat nadelig is voor de zwaksten. Naast de wettelijke voorzieningen binnen de gewone rechtsgang zijn er ook nog andere onafhankelijke instellingen waartoe zowel burgers als ngo’s zich kunnen wenden en die eveneens waken over de bescherming van de mensenrechten. Zo behandelt de Ombudsdienst klachten in verband met mensenrechtenschendingen (of –tekorten) die begaan zijn door de nationale autoriteiten, de entiteiten of door het district Brčko. In geval van een vastgestelde mensenrechtenschending kan de Ombudsdienst een aanbeveling voor de bevoegde autoriteiten opmaken. Verder is er het ministerie van Mensenrechten en Vluchtelingen en ook een aantal parlementaire comités en andere overheidsagentschappen en –raden. Hun rol is om de bescherming van de mensenrechten verder te promoten en te beschermen.

In Bosnië-Herzegovina zijn ook talloze ngo’s actief. Zij spelen een belangrijke rol niet alleen op vlak van humanitaire hulp, maar ook als verdediger van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen bij de autoriteiten en het aanmoedigen tot participatie in de bestuursorganen. Ngo’s kunnen eveneens zorgen voor gratis rechtsbijstand. Wel kunnen burgermaatschappijactivisten die werken op gevoelige onderwerpen te maken krijgen met overheidsdruk, bedreigingen en fysieke aanvallen.

Door gebrekkige implementering van de wetgeving zijn mensen uit bepaalde groepen van de samenleving (Roma, slachtoffers van huiselijk geweld, LGBTI-personen, journalisten en activisten, …) in bepaalde situaties kwetsbaar. Voor organisaties binnen de burgermaatschappij, die vrij en robuust aanwezig is in Bosnië-Herzegovina, is het mogelijk om voor deze mensen ongehinderd de toegang te faciliteren tot de beschermingsmogelijkheden van politie en gerecht.

Politique de traitement

La politique définie par le commissaire général se fonde sur une analyse approfondie d’informations récentes et détaillées sur la situation générale dans le pays. Ces informations ont été recueillies de manière professionnelle auprès de diverses sources objectives, dont l’Agence de l’Union européenne pour l’asile (EUAA), le Haut-Commissariat aux réfugiés des Nations unies (HCR), des organisations internationales de défense des droits de l’homme, des organisations non gouvernementales, ainsi que la littérature spécialisée et les médias. Pour définir sa politique, le commissaire général ne se fonde donc pas exclusivement sur les COI Focus publiés sur le site du CGRA, qui ne traitent que de certains aspects particuliers de la situation du pays. Le fait qu’un COI Focus date d’un certain temps déjà ne signifie donc pas que la politique menée par le commissaire général ne soit plus d’actualité.

Pour examiner une demande d’asile, le commissaire général tient non seulement compte de la situation objective dans le pays d’origine à la date de la décision mais également de la situation individuelle et des circonstances personnelles du demandeur. Chaque demande d’asile est examinée au cas par cas. Le demandeur d’asile doit montrer de manière suffisamment concrète qu’il éprouve une crainte fondée de persécution ou court un risque réel d’atteintes graves. Il ne peut donc se contenter de renvoyer à la situation générale dans son pays mais doit également présenter des faits concrets et crédibles le concernant personnellement.

Pour ce pays, il n’y a pas une note de politique de traitement disponible sur le site Internet du CGRA.

Land: 
Bosnie-Herzégovine